Omdat we weten van de zon

I.

Glinsterend water, zo ver als ze kan kijken. Eindeloze zeeën zonder land in zicht. Ze klemt haar handen stevig om het roer. Knappe kop die haar hier nog weg kan krijgen. Dit is haar schip. Dit is háár plek. Vastberaden bepaalt ze de koers. “Gaan we dat wel halen?” klinkt het, zacht, ergens achter haar. Ze fronst. Natuurlijk gaan ze het halen. Zij is toch zeker de kapitein. “Kom kom, een beetje vertrouwen. Dan komt alles goed.” Lees verder

Waarom? Waarvoor? Waartoe?

Het is zover:
De rugzak is gepakt. Broodjes en drinken staan klaar. Uit mijn schoenen heb ik de moed geklopt en als een sjaal om mijn hals gedrapeerd. Het staat me beter daar. Mijn jas laat ik aan de kapstok hangen. Ik hoef me niet te beschermen tegen de kou. Vanaf nu wordt het alleen maar warmer.

Deze plek is niet het startpunt van mijn reis. Vanaf het moment dat mijn scheepje crashte op deze planeet zijn er al vele (on)verharde wegen, kruispunten en koerswijzigingen geweest. En nu sta ik hier. Op de drempel van mijn wachthuisje.

Een zachte klop.

Ik pak mijn rugzak en open de deur. Lees verder

Heb het leven lief.


“Ik ga even plassen”, fluister ik. Het is 3:01. Mijn lief slaapt en blijft dat ook doen na mijn opmerking, zo leert de ervaring. Toch blijf ik de woorden uitspreken. Het voorkomt dat de nacht me op de hielen blijft zitten, met al zijn spoken en idioterie. Zodra ik het uitspreek, haal ik mezelf terug uit de schemerwereld, terug naar deze tijd. En hier, in deze realiteit, sta ik op. Ga ik plassen. Is er niets aan de hand.

’s Ochtends vertellen we elkaar onze dromen. Niet die waarin we skydiven in Australië of onze eigen Bed & Breakfast runnen in Zuid-Frankrijk (never). Wel die waarin we voetballen met vriendjes van vroeger (hij) of bijna vermoord worden door de tweelingbroer van “die ene kaasboer die we laatst op de markt zagen, weet je nog?” (ik). Niet zelden zijn mijn dromen een aaneenschakeling van tamelijk bizarre hink-stap-sprongen door de tijd, waaruit ik verschrikt ontwaak.

Deze nacht is anders. Lees verder

Briefje aan de Koffieman

Beste Koffieman,

Je werkt als professor, begrijp ik. Bij een zekere universiteit in het oosten van het land. Je bent een onderzoeker en dat neem je serieus. Voor jou geen wilde plannen zonder concrete basis. Jij stelt liever de vragen. Wat, Waartoe, Waarheen en vooral: Waarom?

En toch zit je hier. Aan tafel met drie Matcha Latte-drinkende creatievelingen, waaronder één overenthousiaste Amerikaan. ‘Innovators’ noemen ze zichzelf. Ik zie vooral leergierige, gedreven net-dertigers met gekke groene drankjes voor hun neus. Echte Millennials. “We all want to learn new stuff”, zegt de één. En dat terwijl ze al een jáár niets nieuws hebben geleerd bij hun huidige bedrijf. Daarom is het tijd voor een Geweldige, Vernieuwende, Hypersuccesvolle Start-Up.

“It’s gonna be awesome!” roept de Amerikaan. #MillennialTalk

Lees verder

Stil.

Het was even stil op Vrije Woorden. December kwam en ging, taal noch teken achterlatend.

Sinterklaas bezocht ons land en vertrok weer, met zijn beschimmelde paard, gekleurde vrienden en zakken vol stoute kinderen. Mensen waren boos, of niet, of wel. Bij de buren werd een meisje geboren. Het sneeuwde metersdikke tranen van verdriet.

Kerstmania brak uit. Intratuinen stroomden vol met hoop en lichtjes vulden zij hun zakken. Ik vluchtte de wijde wereld in en keerde op rasse schreden terug naar huis. Een witgouden kerstboompje verlichtte de woonkamer. Een engel zag dat het goed was; haar lichtje veranderde steeds van kleur. Lees verder

#Ziekenhuiservaringen.


“Je mag waarschijnlijk zo naar huis.” Het is die avond al drie keer tegen me gezegd. Toch word ik even later naar de ziekenhuiszaal gebracht. Er klopt een hartje. De bloedwaarden stijgen. De pijn neemt toe. De cytostatica die ik eerder in mijn lichaam gespoten heb gekregen, zullen niet afdoende zijn: ik moet geopereerd worden. Lees verder

Deze maand zou ze geboren worden.

4 maart was het, zaterdagochtend heel vroeg, toen ik mijn ogen weer opendeed. Een dag eerder hadden we te horen gekregen dat het foute boel was. “Kom over twee dagen maar terug”, zeiden ze, maar we haalden de volgende dag niet eens. Die nacht werd ik met spoed geopereerd. Lees verder

De straat was geen plaats voor een meisje als zij.

Eerst wist ik niet dat ze bestond. Dat is een gek gevoel, dat er al die tijd al iemand is van wie je later zult gaan houden. Stel het je eens voor – hoe de toekomstige liefde van je leven op dit moment ergens de vaatwasser inruimt, een kopje thee inschenkt, haar favoriete serie op Netflix kijkt. Misschien zwerft ze doelloos over het internet, van Facebook naar Instagram naar Twitter, zich net zo min bewust van het feit dat jij bestaat.

In mijn geval ruimde ze geen vaatwasser in. Ze zette geen thee en keek geen Netflix. Wel zwierf ze, onbewust van mijn bestaan. Alleen, door de straten van Lesbos. Want daar werd ze gevonden. In een vluchtelingenkamp, tussen de vluchtelingen, vrijwilligers, locals en straathonden. Als ze zichzelf had kunnen redden, hadden ze haar daar gelaten. Maar ze was klein. Kwetsbaar klein. De straat was geen plaats voor een meisje als zij. Lees verder