“Ik ga even plassen”, fluister ik. Het is 3:01. Mijn lief slaapt en blijft dat ook doen na mijn opmerking, zo leert de ervaring. Toch blijf ik de woorden uitspreken. Het voorkomt dat de nacht me op de hielen blijft zitten, met al zijn spoken en idioterie. Zodra ik het uitspreek, haal ik mezelf terug uit de schemerwereld, terug naar deze tijd. En hier, in deze realiteit, sta ik op. Ga ik plassen. Is er niets aan de hand.
’s Ochtends vertellen we elkaar onze dromen. Niet die waarin we skydiven in Australië of onze eigen Bed & Breakfast runnen in Zuid-Frankrijk (never). Wel die waarin we voetballen met vriendjes van vroeger (hij) of bijna vermoord worden door de tweelingbroer van “die ene kaasboer die we laatst op de markt zagen, weet je nog?” (ik). Niet zelden zijn mijn dromen een aaneenschakeling van tamelijk bizarre hink-stap-sprongen door de tijd, waaruit ik verschrikt ontwaak.
Deze nacht is anders.
“Ik droomde dat het nog een keer gebeurde”, zeg ik ’s ochtends. Een nacht vol ziekenhuistaferelen en aanstaande operaties. Ook het liedje waarmee ik wakker word, bevalt me niks. “One more time, one last time” zingt Ariana in mijn hoofd. Ik luister nooit naar haar muziek. Waarom deze droom, waarom deze zin? Het geeft me een onheilspellend gevoel.
“Het is je angst maar”, zeg ik tegen mezelf.
Toch raak ik het gevoel niet kwijt.
De dagen gaan voorbij. De nachten. Tot mijn innerlijke jukebox op een ochtend ineens een nieuw lied heeft gevonden. Ik moet googlen om het nummer te herkennen, want mijn hoofd speelt slechts vier woorden in een vaag-bekende melodielijn. Maar dan vind ik het.
“Heb het leven lief…”
“… en wees niet bang. Wees maar niet bang, wees maar niet bang…
Heb het leven lief als de stormwind gromt en als de lente komt
En verberg je niet als de regen valt en als de donder knalt
Zing het hoogste lied, vlieg in vogelvlucht door de blauwe lucht
Heb het leven lief.”
De uitnodiging.
De uitdaging.
Ik ga ‘m aan.
Heb het leven lief
“Geef als een kind van de wind en van de liefde
En herken de open blik in de ogen van een vreemde
Dans met de maan, sla je armen om de sterren
Ga je dromen achterna op de maat van de seizoenenHeb het leven lief als de stormwind gromt en als de lente komt
En verberg je niet als de regen valt en als de donder knalt
Zing het hoogste lied, vlieg in vogelvlucht door de blauwe lucht
Heb het leven lief en wees niet bangPluk elke vrucht die je aan de dag ziet hangen
En herken de open lach om de lippen van een vreemde
Vrij met de zon en verdrink in al zijn stralen
En omarm zijn spiegelbeeld in de rimpelloze vijverHeb het leven lief als de stormwind gromt en als de lente komt
En verberg je niet als de regen valt en als de donder knalt
Zing het hoogste lied, vlieg in vogelvlucht door de blauwe lucht
Heb het leven lief en wees niet bangHuil als het moet want je stikt in al je tranen
Maar ontwapen je verdriet met dezelfde overgave
Als waarmee je huilt, je kunt uit je as herrijzen
Het geluk van het moment zet een streep door het verledenHeb het leven lief als de stormwind gromt en als de lente komt
En verberg je niet als de regen valt en als de donder knalt
Zing het hoogste lied, vlieg in vogelvlucht door de blauwe lucht
Heb het leven lief en wees niet bangHeb het leven lief, met je ogen dicht of in het volle licht
Hou van wie je ziet pak de liefde vast en verlies haar niet
Heb het leven lief in de grijze nacht en als de morgen lacht
Heb het leven lief en wees niet bang
Wees maar niet bang, wees maar niet bang”
Wil je op de hoogte blijven van een nieuwe blog? Volg Vrije Woorden dan op Facebook.